Artikel 3.6a Wro


Concept ——- Concept ——-Concept ——- Concept ——-Concept ——- Concept ——-Concept ——-

Artikel 6:3a Wro is ingevoegd in 2010 bij de Invoeringswet Wabo (Stb. 2010, 142) en later bij de inwerkingtreding van de Wabo en het permanent maken van de Crisis- en herstelwet afgestemd.

De omgevingsvergunning voor een tijdelijke planologische afwijking is niet in zijn geheel verdwenen. Het onderdeel ‘afwijkingen tot een termijn van tien jaar’ is toegevoegd aan artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit betreft de voormalige kruimellijst.

Ontwikkelingen als bedoeld in deze kruimellijst kunnen op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de Wabo een omgevingsvergunning worden verleend. Op een aanvraag om een dergelijke omgevingsvergunning is de reguliere voorbereidingsprocedure van paragraaf 3.2 van de Wabo van toepassing.

Een interessante vraag bij dit artikel is of het ook gebruikt kan worden in bestemmingsplannen om bepaalde ongewenste functies uit te sluiten op locaties waar een bevoegd gezag dit liever niet ziet. Met name bestaat er in de praktijk onduidelijkheid over de vraag voor welke periode dit gedaan kan worden. Bij de totstandkoming van de wet is deze voor de praktijk interessante vraag niet beantwoord en ook in de jurisprudentie is geen antwoord gegeven op deze vraag.

Wat betekent dit artikel nu voor de praktijk?
Dit artikel kan gebruikt worden opgenomen in bestemmingsplannen om binnen het betreffende plangebied een bepaald belang te beschermen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het uitsluiten van de kruimelgevallenlijst ter bescherming van monumentale panden of natuurwaarden.

Dit heeft mijn mening geen invloed op het vergunningsrij bouwen, omdat de wet voor deze gevallen heel duidelijk is. Dit speelt daarmee enkel op bouwwerken of bouwwerken geen gebouwen zijnde welke een inbreuk vormen op een door het bevoegd gezag graag gezien beschermde waarde. Als het beschermde belang er is kan dit enkel worden beschermd voor bepaalde tijd en het ligt er daarbij ook of er een toekomstige ontwikkeling is in het gebied. De tijdelijkheid is hierbij belangrijk.

Burgemeester en wethouders zijn verplicht om aan de tijdelijke omgevingsvergunning een termijn te stellen van ten hoogste vijf jaar en daarbij moet sprake zijn van een activiteit die voorziet in een tijdelijke behoefte. Dit is korter dan de gehele planperiode, omdat er naar mijn mening zicht moet zijn op een veranderende situatie of een voorzienbare ontwikkeling in het vooruitzicht moet liggen.

Een andere interessante vraag die hierbij gesteld kan worden, is die tijdelijkheid van niet meer dan een planperiode dan wel voldoende en moet deze niet opgerekt worden als er sprake is van een belang wat ook hierna beschermd moet worden? Of is de lijn hierin dat in het vernieuwde bestemmingsplan dan maar moet worden uitgesloten dat deze belangen beschermd dienen te worden. Dit laatste is denk ik uitgesloten, omdat dit niet de bedoeling kan zijn van de wetgever. 

Een reactie plaatsen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *